Michael Waldman van de Universiteit van Cornell meent een statistisch verband te hebben ontdekt tussen autisme en (veel) TV kijken bij jonge kinderen.
In Amerika is het aantal gekende gevallen van autisme de laatste 25 jaar sterk gestegen. In 1970 had men een cijfer van 1 op de 2500 kinderen, nu is dat al 1 op de 170 (in België zijn deze cijfers trouwens vergelijkbaar).
Vanuit die vaststelling meende professor Waldman misschien een verband te zien met dezelfde periode waarin TV en computerspelletjes een hoge vlucht namen.
Als ouder van een autistische jongen, trok dit kleine nieuwsfeit mijn aandacht, want ik herinner me ook nog dat ik mij soms druk maakte dat Laurens vele uren naar TV keek als peuter…
Prof Waldman is eigenlijk professor in management. Dus met deze thesis zit hij ver buiten zijn vakgebied. Hij heeft eerst geprobeerd zijn stelling te “verkopen” aan enkele dokters, maar toen niemand reageerde is hij dan maar zelf met cijfermateriaal aan de slag gegaan.
Concrete cijfers over het tv-gebruik van peuters (de leeftijd waarop autisme vaak wordt gediagnosticeerd) zijn er niet. Dus moest Waldman een omweg verzinnen om te kijken of er een verband bestaat tussen de hoeveelheid tv die baby’s en peuters kijken, en autisme.
Hij deed dat door de aantallen gevallen van autisme in drie staten van de VS te koppelen aan de hoeveelheid neerslag, in de veronderstelling dat kinderen als het regent vaker binnen zitten en dus tv kijken.
Op zich al een omstreden manier om zijn stelling te koppelen aan de cijfers, dus deed hij een dubbelcheck. In Amerika kent men kabeltelevisie als iets anders zoals wij dat gewoon zijn. Kabeltv staat daar gelijk aan veel meer zenders die je anders niet kan krijgen. Kabeltv is dan ook een synoniem voor zware TV-kijkers in de States.
Ook daar stelde hij vast dat gebieden met meer kabelabonnementen ook meer gevallen van autisme tellen.
Een testgroep vormde hij door te vergelijken met de Amishgemeenschap, waar tv uit den boze is. Volgens de verhoudingen die gelden in de VS, zouden honderden amish-kinderen aan autisme moeten lijden. Waldman telde er maar tien.
Persoonlijk vind ik het ook allemaal wat overroepen. Waldman zegt zelf in zijn rapport (dat je hier kan terugvinden) dat het een statistisch verband is. Een opmerkelijk verband, maar ook niet meer dan cijfermatig. En met cijfers kan je veel aantonen, zeker economen.
We mogen ook niet vergeten dat de definitie van autisme doorheen al die jaren breder is geworden en dat iedereen nu gewoon beter op de hoogte is. In de jaren negentig is men pas in het onderwijs en bij de toenmalige PMS-centra (nu CLB) zich bewust geworden dat sommige moeilijke kinderen wel eens in meerdere of mindere mate autisme zouden kunnen hebben. Ook ouders zelf kennen het probleem beter. Al was het maar dankzij de film Rain Man.
Maar volgens Waldman is dit niet voldoende om de groei van het aantal gevallen te verklaren. Hij linkt 40% van de stijging aan het meer TV-kijken (gebaseerd op zijn regencijfers) en 17% aan de stijging van kabelabonnementen.
In Time Magazine verscheen onmiddellijk een kritisch artikel, waar enkele geneesheren gaten prikten in de voorbarige conslusies. “Misschien ontdekken we op een dag dat een bepaalde schimmel die meer voorkomt in gebieden waar meer neerslag valt een mogelijke oorzaak is bij jonge kinderen,” zegt Pat Levitt (geneticus Vanderbilt University).
Tegenargument is dat men recent ondekte dat kinderen met autisme afwijkende activiteit vertonen in het hersengedeelte dat visuele input verwerkt en dat net deze delen zich normalerwijs heel sterk ontwikkelen in de eerste drie levensjaren (bron: The American Journal of Psychiatry: Abnormal Variability and Distribution of Functional Maps in Autism: An fMRI Study of Visuomotor Learning).
Het is dan wel een opmerkelijke vraag of snelbewegende, felgekleurde beelden (typisch voor peuterprogramma’s) net deze delen van ontwikkeling zouden verstoren. Voor alle duidelijkheid: prof Waldman probeert geenszins een verklaring te vinden, hij werpt alleen de vraag op, omwille van de statistiche overeenkomst.
“Televisie kijken hoeft er helemaal niets mee te maken te hebben“, reageerde een orthopedagoog in Nederland. “Een kind dat door de regen binnenzit heeft ook meer kans op conflicten met zijn ouders. Als datzelfde kind lekker buitenspeelt zullen zijn ouders minder snel problemen opmerken.“
Craig Newschaffer, epidemioloog van Drexel University, gaf nog een stuk kritiek: “Men gaat voorbij aan het feit dat er aanvaardbaar bewijs is dat het pathologisch proces dat autisme veroorzaakt al in de baarmoeder begint.“
Een team onder leiding van Levitt publiceerde deze week in Proceedings of the National Academy of Science een artikel waarin ze aantoonden dat een vrij vaak voorkomende genenvariatie – ze komt ongeveer voor bij 47% van de bevolking – in verband staat met een verhoogd risico op autismespectrumstoornissen (ASS zoals de stoornis correct ggenoemd wordt). Mensen met twee kopieën van het betrokken gen hebben dubbel zoveel kans op ASS, mensen die het gen slechts één keer hebben, hebben ook maar een klein beetje meer risico om ASS te hebben.
Intrigerend is dat dit gen de code bevat voor een proteïne die niet alleen in de hersenen voorkomt, maar ook een rol speelt in het immuunsysteem en het spijsverteringsstelsel – twee zaken waar autisten vaak ook problemen mee hebben (zoals ook bij Laurens).
Levitt schat dat misschien 5 tot 20 genen mee aan de basis voor ASS kunnen liggen. Volgens hem zijn er dus vele wegen die kunnen leiden tot autisme, waaronder bepaalde genencombinaties en omgevingsfactoren. Dat autisme dus enkel door de Teletubbies zou veroorzaakt worden, gaat volgens hem te ver.
Persoonlijk stel ik me ook de vraag, net zoals kinderpsychiater Lieve Swinnen (auteur van “Je Kind op de Sofa, een boek dat het taboe op psychische problemen bij kinderen probeert aan te pakken – meer info vind je hier) in Het Laatste Nieuws of men oorzaak en gevolg niet omdraait. Misschien zijn kinderen met ASS minder creatief in hun geest op die leeftijd dan andere kinderen en kiezen ze daarom zelf om meer TV te kijken.
Ik vind dat Waldman alleszins het krediet verdient een cijfermatig interessant gegeven naar boven te halen. Het verdient alleszins de kans om verder onderzocht te worden door de medische wetenschap om na te gaan wat oorzaak en wat gevolg is.