Tijd voor een radicale belastingsverandering
Het begon in mijn koker als een klein idee na het lezen van de toespraak van Jan De Nul. Samengevat zegt hij het volgende:
‘We zien dat er van de 11 miljoen Belgen 6,1 miljoen de leeftijd hebben om te werken. Wel, er werken er 3,1 miljoen. Er is gewoon geen goesting om te werken. Omdat het zonder werken ook kan. We hebben zoveel systemen opgebouwd om betaald te worden zonder te werken. Maar we mogen niet vergeten dat die 3,1 miljoen mensen die wel werken, 8 miljoen anderen die niet werken, moeten onderhouden. Politici mogen doen wat ze willen, maar die 3 miljoen zullen nooit tevreden zijn.’
Ik ben daarop gaan nadenken waarom dat een fundamenteel probleem is. Het antwoord is heel simpel en dubbel: De Nul heeft gelijk dat de verhouding helemaal scheef zit en dat niet-werken te veel loont. Maar deel twee van het antwoord is dat ons overheidsbeslag dat trouwens veel te groot is (20% meer per capita dan in Duitsland), vooral gefinancieerd wordt door belasting op arbeid. Dat is dubbel nefast: omdat er zo weinig mensen werken, wordt dat werk zo zwaar belast dat het verschil met niet-werken te klein is.
Ook demografisch zullen de door Jan De Nul geciteerde cijfers niet beter worden. We mogen immers niet vergeten dat de babyboomers stoppen met werken. Niet dat ze op pensioengerechtigde leeftijd komen, ver van, maar wel op de leeftijd waarvan zij vinden dat stoppen met werken tot de geplogenheden horen (volgens de huidige cijfers ergens tussen de 55 en 60, ruim genomen).
Dat is dus een grote hoop mensen die nu stopt met bijdragen aan het systeem en er al weer beginnen uit te halen via allerlei brugpensioenen en tijdskredieten en diens meer. Dus moet je de kleiner wordende groep werkers nog harder gaan belasten (zoals Di Rupo nu constant doet).
Ik pleit daarom om een fundamentele omschakeling van belasten: ipv arbeid te belasten moeten we consumptie gaan belasten.
Immers, die ganse babyboom generatie is ook wel de SKI-generatie. SKI staat daarbij voor “spending your kids inheritance”. Een fenomeen dat door trendwatchers al enige tijd terug is opgemerkt: deze generatie van jon gepensioneerden is nog fit genoeg om ruim van het leven te profiteren. Ze hebben de tijd en de middelen daartoe en gaan dus fervente consu(ver)meerders worden.
Tegelijk is het dus ook de generatie die niet meer spaart voor de volgende generatie, maar zoveel egoïsme vertoond door het eigen geld zelf te gaan gebruiken om hun goede jaren op te vullen met uitgebreide consumptie. Meer nog, het zal volgens mij ook de generatie zijn die niet alleen de erfenis van hun kinderen opsouperen, maar ook de erfenis van de vorige generatie. Door de betere gezondheidszorg zien we ook de generatie voordien het langer uitzingen en pas de pijp aan maarten geven, wanneer hun erfgenamen nog in staat zijn om die erfenis er door te draaien – in tegenstelling tot vroeger wanneer er vroeger in het levenspad werd geërfd en die centen vaak in vast kapitaal zoals een huis werd omgezet, wat weer diende om voor de volgende generatie een appel voor de dorst te worden.
Kortom, er gaat nu een generatie op rust die nu op korte tijd enorm veel zal spenderen en weinig zal overlaten voor hen die na hen komen. Maar ook aan hun gouden jaren komt een eind en door de voortschrijdende geneeskunde zal deze generatie nog ouder worden en nog langer zorg nodig hebben en dus geld. Want het is de generatie die groot geworden is met de idee dat de staat voor alles zorgt. Vandaar ook hun gedrag om “op tijd” te gaan profiteren van “het systeem” en hun verwachting van zelf niet te moeten zorgen voor hun oude dag.
Volgens mij kunnen we alleen voldoende buffers en vergrijzing opvangen als we alsnog die generatie gaan belasten op hun gedrag, namelijk op consumptie.
Veel politici zullen echter schrik hebben van die omslag en argumenteren dat belasting op consumptie negatief is voor die consumptie en dus voor de economie. Ik denk echter dat mits een fundamentale ommezwaai de lasten op arbeid zoveel omlaag kunnen dat werken echt zal lonen en zoveel meer zal geven zodat de koopkracht er op vooruitgaat, mede doordat arbeid en productie goedkoper wordt en daardoor veel consumptiegoederen ook goedkoper zullen worden in productie. Die extra marge die vrijkomt kan dan de belasting op consumptie voeden zodat de eindprijs van consumptie niet (veel) zal stijgen.
Ik ben geen econoom, ik kan dit alles niet gaan uitrekenen. Maar ik zou graag hebben dat deze zienswijze eens bestudeerd wordt door een studiedienst die eens durft met deze uitgangspunten te vertrekken.