Een goedwerkende arbeidsmarkt
Eén van de leuke dingen bij Jong-CD&V is, voor mij althans, de Denk-Mee-Krant. Een simpel blaadje dat ze regelmatig verspreiden, maar met frisse ideeën. Een papieren brainstorm. Geen partijstandpunten of zo, gewoon christendemocratische jongeren die een bepaald idee willen bespreekbaar maken of er alleszins hun gedacht over kwijt willen. Een papieren blog of discussieforum, kan je het misschien noemen.
In het meest recente nummer staat een tekst van Stefaan De Corte, voorzitter van de werkgroep “Werk”. Deze werkgroep is één van de denktanken die het komend jongerencongres over sociale zekerheid voorbereiden. Deze tekst is mijn inziens een tekst die je doet nadenken. Hij staat vol met interessante weetjes en werpt vele vragen op. Om de discussie wat te bevorderen, plaats ik bij sommige stukken mijn idee er tegenover.
Allereerst de tekst zelf, die kan je hier downloaden in pdf vorm.
De vaststelling dat het aantal langdurig werklozen stijgt, maar tegelijk ook het aantal openstaande vacatures, is iets bizar. Ik vind dat het trouwens verder gaat dan alleen knelpuntberoepen. Tenzij je natuurlijk alles waar je geen volk meer voor vindt een knelpuntberoep noemt.
De oorzaak daarvan wordt verderop in het artikel gezocht bij twee oorzaken: de niet-afstemming van het onderwijs op het beroepsleven en meer bepaald op die knelpuntberoepen, maar ook bij het feit dat het soms gewoon niet loont om te gaan werken.
Omtrent het punt van het onderwijs, daar ben ik het volledig mee eens. In mijn post “Leren werken” schreef ik nog dat ik een hekel heb aan ons watervalsysteem, waarbij men in één klap het technisch en beroepsonderwijs degradeert tot een vuilnisbak.
Zolang we in een onderwijsklimaat leven waar enkel universiteiten zaligmakend zijn, zal het probleem blijven bestaan. Pas op, academische opleidingen zijn noodzakelijk, maar niet is niet alles. Ik werk liever met een bachelor informatica dan met een master informatica in mijn bedrijf. Gewoon omdat het beter past bij het type werk. Waarmee ik wil zeggen dat een opleiding voor de ene van een andere waarde is dan voor een ander – niet dat de ene opleiding per definitie beter is dan de andere.
Verderop in het artikel heeft men het over de inactiviteitsvallen.
Eerst en vooral en voor alle duidelijkheid: niet alle werklozen zijn profiteurs. Verre van… Vele kiezen ook niet voor een profitariaat, maar worden er toe gedwongen. Het voorbeeld dat men geeft van wat een werkloze moeder meer verdient als ze gaat werken dan tegenover haar uitkering, zegt veel.
En toch moeten we ook objectief vaststellen dat de werkloosheidsuitkering op zich de mensen in armoede kan doen verzeilen. De Belgische uitkeringen behoren tot de laagste van Europa. Met als risico dat wie in de spiraal van armoede terecht komen, sociaal zwakker staat en nog minder makkelijk werk zal vinden.
Er schort dus iets aan het systeem van de arbeidsmarkt. Werken loont te weinig in vergelijking met niet-werken. Zo lang men niet daarin het verschil zal kunnen maken, zal net genoemde tegenstelling blijven bestaan en het probleem alleen maar vergroten.
Zeer markant vond ik de vermelding van de studie door het Centrum voor Sociaal Beleid: Vroeger werden werkzoekenden die samenwoonden en langer werkloos zijn dan normaal voor hun geslacht en regio, automatisch geschorst. Uit de stuedie bleek dat 25% van de werkzoekenden eens geschorst toch doorstroomden naar de arbeidsmarkt.
OK, dan rest er nog 75%, maar het is een teken aan de wand…
Ik ben het wel eens dat men de werkloosheidssystemen dringend moet doorgeven aan de Gewesten. Arbeidsbemiddeling is een gewestmaterie en gaat nu eenmaal hand in hand met het systeem van werkloosheidsuitkering. Ik ken mensen die tegenwoordig zes keer per jaar solliciteren omdat het nu eenmaal moet van de VDAB, maar als men aangeeft enkel geïnteresseerd te zijn in fotografie in een nachtploeg, tja zeg, kan men dan nog spreken van een correct en eerlijk systeem? Op dat punt ben ik misschien wat harder als ik stel dat begeleiding voor een deel van de werklozen een maat voor niets is als men niet de stok der repressie (lees: schorsing) achter de deur heeft klaarstaan.
Maar ook de VDAB mag eens grondig uitgekuist worden. Ik spreek uit ervaring dat ik feiten ken van een falende begeleiding zowel langs werknemerskant als werkgeverskant. Als men van een werkloze tevreden is dat die snel even op een computer zes jobs opzoekt en naar alle zes een brief stuurt die bulkt van de fouten (soms bewust) en dat die werkloze op een sollicitatie zegt “doe geen moeite, ik kom enkel voor een briefje“, komaan zeg… vooral frustrerend dat men dit bij de VDAB ook wel weet, maar men zich daarin niet te moe wil maken. En omgekeerd ken ik de situatie van een bedrijf dat wanhopig iemand zocht en vond en dat bijna door toedoen van de VDAB de job toch naar het buitenland zou verscheept worden omdat de VDAB-consultente niet te veel inzet vertoonde om te helpen…
Het artikel heeft het ook over de combinatie arbeid/gezin. Nog nooit hadden we zoveel vrije tijd en toch was de druk nog nooit zo hoog door het magische woord flexibiliteit.
Mijn eigen gezinservaring is een mooi voorbeeld van hoe flexibiliteit doorweegt. Ik heb geen nine to five job, er geldt maar één regel en dat is dat het werk gedaan moet zijn. Mijn echtgenote is verpleegster van opleiding. Werkkansen genoeg dus. Maar we kunnen het niet combineren. Ploegsystemen zijn niet combineerbaar met kinderopvang. Als mijn echtgenote om 16u moet beginnen en ik pas om 19u klaar ben met werken, waar kunnen de kinderen terecht? Dan zwijg ik nog over het feit dat onze oudste zoon autistisch is en naar een speciale school in Gent moet – fantastisch initiatief van het stedelijk onderwijs terloops even vermelden, maar er is geen voor- of naschoolse opvang. Wij hebben er dan ook noodgedwongen voor gekozen om mijn partner niet meer te gaan werken; we zijn dan wel zo fair geweest om niet twee jaar lang van een werkloosheidsuitkering te profiteren – dat vond ik onethisch.
Vroeger waren er grootouders. Door de vele vroege eindeloopbaanplannen van de afgelopen 20 jaar, zijn de senioren van vandaag de bevolkingsgroep met de minste tijd. De tijd dat kinderen voor en na school bij de grootouders waren, is ook niet meer alledaags.
Kortom, daar ligt een enorm grote uitdaging. Flexibele kinderopvang: ook dat is dan weer een flexibele arbeidsvraag die niet makkelijk zal in te vullen zijn.
Er is geen simpel antwoord, maar het artikel zet aan tot nadenken. Ik hoop dan ook dat ik niet op mijn honger moet blijven zitten en dat er via deze werkgroep op het congres enkele voorstellen kunnen komen die antwoorden formuleren en geen vage doelstellingen.